De bloemenvrouw

‘Dus jij doet yoga? Mijn schoonzus deed dat ook. Ik heb alleen geen idee hoe ze die dikke togus van de mat af krijgt’
De jonge vrouw en ik kijken elkaar geamuseerd, maar meer in paniek aan.
’Ehm, niet meer, ik ben zwanger’ zegt de jonge vrouw.
’Ach, kind wat geweldig! Dat is toch het hoogste goed he zo’n kleintje in je armen’ zegt de vrouw van de bloemenstal terwijl ze met haar onderarm haar haar uit haar gezicht veegt. De jonge vrouw knikt en wrijft even over haar buik, als een soort bevestiging dat ze wel echt zwanger is. De bloemenvrouw overhandigd haar eindelijk de bos tulpen. ‘Kijk eens meid, nog meer vrolijkheid in huis voor de Paas!’ De jonge vrouw geeft me een knikje om onze gedeelde ongemakkelijkheid te bezegelen en loopt snel weg.
’Nou schat, zeg het eens, ook een mooi bossie voor jou? Ze heeft prachtige kinderen die meid, en nu weer een op komst, het houdt niet op!’
Ik knik, maar weet niet goed waarom ‘twee bosjes gele rozen graag.’
’Gaan we voor je regelen’ zegt de vrouw en ze pakt de twee druipende bossen rozen uit de emmer en gaat ze te lijf met een soort rasp. Terwijl de groene blaadjes om haar heen springen vervolgt ze haar betoog. Ik vraag me af of ze ook zou doorpraten als ik er niet had gestaan. Waarschijnlijk wel. Ik wou dat mijn bos rozen niet ingepakt hoefde te worden en ik ze zo uit haar handen kon grissen zonder nog te luisteren naar de volgende speech over het geluk wat ‘kinderen’ heet. Ongemakkelijk leun ik van mijn ene voet op de andere. ‘Er is ook een andere vrouw die hier vaak komt. Bloedjes van kinderen heeft ze. Die zien er heel netjes uit, niet zoals die van haar’ de bloemenvrouw strekt haar hoofd uit in de richting waar de vrouw van net heen liep.
’Ah’ zeg ik. Wat valt er nog meer te zeggen als het over de kinderen gaat van iemand die je net uit pure wanhoop in de ogen hebt gekeken maar verder niet kent.
’Ja, echt zulke poppetjes, net alsof ze niet echt zijn. Met van die lakschoentjes, geweldig. Die kinderen van die van net zijn knapper, maar geen manieren.’
’Ze hebben het niet van een vreemde, het is een erg mooie vrouw’ zeg ik om het gesprek nog een beetje op te fleuren.
’Ja, dat hebben ze niet van hem hoor, geen porem die vent’ zegt ze terwijl ze het ene na het andere gekleurde lint krult en agressief op het cellofaan plakt.'
’Het is een zegen’ zegt ze weer, en ik merk dat ik me niet meer kan inhouden. Geen enkele vrouw van rond de 50 of ouder zal een jongere vrouw complimenteren met haar carrière of olympische prestaties, het gaat altijd om kinderen. Als je ze maar hebt of om op het punt staat te krijgen, dan tel je mee.
’Kijk eens schat, zegt ze terwijl ze me eindelijk de bos rozen overhandigt. Wanneer ga jij beginnen?’ ze geeft me een knipoog. Ik voel de woorden door mij heen omhoog bewegen, ik verzet me, maar er is geen houden aan. Een bevalling van ongepaste woorden.
’Ik heb vorige week een miskraam gehad’, zeg ik en leg, net zoals de jonge vrouw deed, mijn hand voorzichtig op mijn buik. De bloemenvrouw is eindelijk stil en kijkt me geschrokken aan.
‘Fijne dag!’ triomfantelijk loop ik weg.

Previous
Previous

(Wan)orde

Next
Next

Valentijn