Valentijn

Als ik ‘s ochtends de voordeur achter me dichttrek voel ik lood in mijn schoenen. Niet omdat de lucht voor de 42e dag op rij een nieuw soort grijstint heeft bereikt. Niet omdat ik ben vergeten de vuilniszak, die al een week te vol zit om überhaupt nog uit zijn Brabantia schulp getrokken te worden, mee te nemen. Neen, omdat het Valentijnsdag is. De dag waarop de mensen die in een relatie zitten, hoe pril of belegen ook, zich toch iets beter voelen dan de rest. Als je het ze op de man af vraagt geven ze er niks om. ‘Valentijnsdag? Dat is toch gewoon een en al commercie, nee joh, daar doen wij echt niet aan’ om vervolgens van het koffiezetapparaat terug naar hun bureau te lopen waar een bos rode rozen, een Hallmark kaartje en een klein pluche beertje met een rood hartje uitgestalt staan. Daar heeft dat beertje ook niet om gevraagd. Vanuit de fabriek voor de rest van zijn leven zo’n rood hart omhoog houden. Zijn pluche handjes vastgekleefd, waardoor hij nooit de kans zal krijgen om zijn eigen liefde te vinden. Omdat hij met dat klote hart op een bureau moet staan.

Goed.

Ik beslis om weer naar boven te gaan om die vuilniszak te halen. Als je dan toch thuiskomt na een lange werkdag wil je niet dat de liefde van je leven, ikzelf, als ik Instagram moet geloven, een rottende vuilniszak voor je heeft achtergelaten. Na een paar ‘godverdommes’, ‘jezus’ en ‘ik kap ermees’ sta ik weer buiten. Het regent in ieder geval niet. Ik loop met de zwanger lijkende vuilniszak naar de container op de hoek. Vanuit mijn ooghoeken kijk ik naar boven. Ik geef niks om wat de buren vinden, maar om heel eerlijk te zijn lijkt het net alsof ik een lijk achter me aan zeul. Ik zou ook argwaan hebben. En dan zie ik het. Iemand heeft vandaag een zo mogelijk nog ergere dag dan ik. Een prachtige bos bloemen ligt in de chromen bek van de container. Iemand heeft de bos daar neergelegd alsof diegene de bos op een graf kwam leggen. Helemaal intact, klaar om zo aan een Tinder date te overhandigen (ik besef me dat ik nu een te rooskleurig beeld van Tinder schets). Verloren sta ik naast de container en laat de vuilniszak op de grond rusten. De buurvrouw komt in haar dikke witte fluffy badjas naar buiten. Een brandende sigaret in haar ene hand en een keurig klein vuilniszakje met vast maar twee dagen aan vuil in haar andere hand. Zij wel.

‘Wat zonde!’
’Ja, iemand heeft al heel vroeg een kut valentijn denk ik’
’Nou meid, het is toch allemaal commercie die valentijn’

Haar man komt naar buiten gelopen en geeft haar een kus op de wang en vervolgens een tikje op haar kont. ‘Fijne dag schat, ik heb zin in vanavond!’. Ik kantel m’n hoofd zodat de buurvrouw niet ziet dat mijn ogen nog net geen 180 graden van afschuw rollen. ‘Nou, ik heb hier geen tijd voor, ik moet de kinderen klaarmaken, dag lieverd’. De buurvrouw, die ik overigens voor de eerste keer zie sinds ik hier woon, zet haar kleine vuilniszakje naast de container en loopt haar huis weer binnen. Ik haal m’n schouders op en zet mijn uit zijn voegen barstende zak naast de hare. Het perfecte voorbeeld van waarom ik alleen ben op Valentijnsdag bedenk ik me als ik de zakken naast elkaar zie staan. Dan bedenk ik me en pak de bos bloemen voorzichtig uit de container en prop vervolgens mijn vuilniszak erin.

‘Nee joh, het is ook een commerciële dag. Alleen maar in het leven geroepen om meer te verkopen.’ Ik haal mijn latte macchiato onder het koffiezetapparaat vandaan. Samen met mijn collega loop ik terug naar ons ‘werkeiland’, wat leuker klinkt dan het lijkt. ‘Daarom vind ik het ook helemaal niet erg dat ik niks heb gekregen. Daar zou het niet om moeten gaan’.
‘Helemaal mee eens’ antwoord ik en ik ga aan mijn bureau zitten waar de grote bos prachtige bloemen op mijn bureau prijkt. Mijn collega valt stil en ik geef het pluche beertje wat al jaren onder het stof op haar bureau staat te verpieteren een knipoog.

Previous
Previous

De bloemenvrouw

Next
Next

Hokjes