Kerst Koop-Hypnose

Er staat een groot rek in de weg. Ik loop op de stoep en kan er bijna niet omheen. Een lange felgroene satijnen rok hangt me tegemoet en de gedachte dat die rok wel heel goed zou staan tijdens de kerstdagen flitst door mijn brein, die tegelijkertijd ook bezig is te calculeren hoeveel nullen ik mis op mijn bankrekening. Ik stop en laat mijn hand langs de felgroene stof gaan. Zal ik naar binnen gaan? Twee statige paspoppen lijken vanuit de etalage over me te oordelen, wat gek is, aangezien er niet eens een hoofd bevestigd is aan de fragiele plastic nekjes. De een heeft een glitter jumpsuit aan en de ander lijkt op een uitgerekte discobal, behangen met felgekleurde pailletten. De groteske jurk maakt dat ik me uit mijn ‘koop-hypnose’ weet te trekken. Wordt mijn kerst veel leuker met deze rok aan? Waarschijnlijk niet. Waarom lopen de mensen om me heen dan rond als bezeten mieren? Allemaal met plastic tassen waar waarschijnlijk veel meer plastic spul in zit. Spul wat ze alleen maar armer, niet gelukkiger maakt. Ik zie een meisje voorbij fietsen. Een grote koker vol kerstballen in verschillende tinten rood steekt uit haar rugzak. Die ballen worden vanavond in de kerstboom gehangen en mogen twee, als het meezit drie, dagen later alweer naar zolder worden verbannen. Aangezien ik me op Amsterdams terrein begeef en ademen al geld lijkt te kosten worden de ballen waarschijnlijk naar de prullenbak verbannen. Niemand hier kan van een ‘zolder’ spreken, toch? Moet elke kamer er dan echt uitzien als de gemiddelde huiskamer in een van de tientallen supermarkt reclames? En voor wie? Ik dacht dat eenzaamheid een serieus probleem was in Nederland. Ik probeer me te houden aan mijn boodschappenlijstje waar precies op staat wat ik nodig heb en duik de HEMA in. Als ik eindelijk aan de kassa sta, nog nahijgend van het ontduiken van glitter kerstballen, oliebol schalen en huilende kinderen valt mijn oog op de trui van de caissière. Lichtblauw met witte wolken. Een oase van rust in een wereld die gek lijkt te zijn geworden. ‘Wat een leuke trui’. Het gezicht van de caissière licht op. Met een grote glimlach overhandigt ze me plechtig mijn bon. ‘Dank je, ik word een beetje gek van dat kerst gedoe’. Met een nog grotere glimlacht verlaat ik de winkel en loop ik zonder ook nog maar een blik op de satijnen rok te werpen rechtstreeks naar huis. Ik hou niet eens van felgroen.

Previous
Previous

Myopia

Next
Next

Het Wachtlokaal